Werken in een gevangenis kan gevaarlijk zijn, ook tegenwoordig. Nieuwsberichten vertellen ons over medewerkers die worden verwond door gevangenen, soms zelfs met behulp van binnengesmokkelde wapens. In de tijd van de Gevangenpoort was dat niet anders. Een geweldsuitbarsting in 1635 laat zien dat de cipier en zijn personeel altijd op hun hoede moesten zijn.
Een spel hoort erbij
Het is een doodnormale avond in het jaar 1635. Zoals gewoonlijk maakt cipier Willem Adriaensz Doncker samen met zijn personeel een sluitronde door de Poort. De kaarsen worden gedoofd en de cellen worden gesloten. Op zolder is het nog gezellig: enkele gevangenen zitten midden in een spel en verzoeken de cipier nog even te wachten met sluiten, aangezien het spel ‘haast uit zal zijn’. Blijkbaar geen ongebruikelijk verzoek, want de cipier stemt toe en laat zijn knecht Jaques achter bij de spelers. Zelf gaat hij verder met zijn ronde.
De deur moet openblijven!
De volgende stop is de IJzerkamer, een verdieping lager. Hier zit een gevangene genaamd Govert opgesloten. En ook Govert neemt de regels vanavond niet zo serieus… Aan dienstmeid Jut laat hij weten dat zijn celdeur open moet blijven. Hij gaat zelfs in de deuropening staan, om te verhinderen dat de deur dicht kan. Daarop wordt de cipier erbij geroepen. Wanneer die vraagt waarom de deur niet dicht mag, laat Govert weten dat hij geen ‘dief of schelm’ is en zijn deur dus gewoon open kan blijven. Onheilspellend voegt hij eraan toe dat hij niemand aanraadt om te proberen de deur te sluiten…
Een onhandige opsluiting
Daar gaat de cipier natuurlijk niet in mee. Wanneer hij probeert de deur toch te sluiten, barst Govert in woede uit. Plotseling haalt hij een ‘opsteker’ (een soort dolk) tevoorschijn, die hij blijkbaar eerder naar binnen heeft gesmokkeld. Hij grijpt de cipier bij zijn hals en probeert hem te steken. Dit alles gebeurt in het bijzijn van de zeventienjarige dienstmeid en de dochter van de cipier. Deze vrouwen proberen de cipier te beschermen door tussen beiden te komen en luidkeels ‘Moord! Moord!’ te roepen. Knecht Jaques, die nog altijd bij het spel op zolder aanwezig is, hoort het geroep en komt snel naar beneden. Samen met de cipier weet hij uit de IJzerkamer te ontsnappen. In alle haast sluiten zij de deur, maar vergeten daarbij iets belangrijks: dienstmeid Jut en de cipiersdochter zijn nog binnen! Gelukkig laat Govert de twee vrouwen met rust en heeft deze slordigheid geen fatale gevolgen.
Eind goed, al goed?
Ondertussen haast de cipier zich naar een wachthuis in de buurt, waar hij twee dienaars van het Hof van Holland (een soort vroegmoderne politie) aantreft. Willem legt hen snel de situatie uit en de dienaars gaan mee naar de Gevangenpoort. Eenmaal binnen blijkt Govert naar de zolder te zijn gegaan. Afgekoeld is hij nog zeker niet. Na een scheldpartij vliegt hij ook de politiemacht aan. Al vechtend rolt hij samen met hen de trap af, tot ze een verdieping lager zijn. De dienaars verklaren later dat het wel leek alsof hij gek was geworden: ‘slaande en bijtende (...) in de vingers, stotende ende trekkende alsof hij dol ware geweest’. Pas na een half uur lukt het hun om Govert weer in de IJzerkamer te krijgen. De rust keert eindelijk terug.
“Slaande en bijtende (...) in de vingers, stotende ende trekkende alsof hij dol ware geweest.”
Meer geweldsincidenten
De uitbarsting van Govert is niet het eerste, en ook zeker niet het laatste geweldsincident tegen het personeel van de Gevangenpoort. Zo wordt een cipier in 1600 bijna neergestoken door een edelman die op bezoek is bij een gevangene. En in 1605 schrijft een cipier dat de toenemende overlast door gevangenen ervoor zorgt dat hij steeds lastiger personeel kan vinden. En dat terwijl goed personeel van levensbelang kan zijn, zo leert ons het bovenstaande verhaal van cipier Willem en zijn dappere knecht, dienstmeid en dochter. Zonder hen was de cipier immers wellicht een droeve dood gestorven!
